Na 1857 steeg het aantal scholen waar 'gymnastiek' werd gegeven. Het aantal 'gymnastiekonderwijzers' groeide en zo werd in 1862 de
'Vereeniging van onderwijzers in de gymnastiek'
opgericht. Deze vereniging, in het spraakgebruik al snel ‘de Nederlandsche’ genoemd, vergaderde tweemaal per jaar. Vanwege reisafstand en reiskosten was de opkomst regelmatig te gering om besluiten te kunnen nemen.
Behoefte aan regionaal overleg
Het verenigingsbestuur bleef aanvankelijk via 'correspondenten' op de hoogte. Vanuit de behoefte aan overleg ontstonden vanaf 1871 ook lokale, regionale en . Piet Adrian nam, samen met H.A. Woelders en B.J. Spiekerman, het initiatief voor de oprichting in 1871 van de eerste afdeling, de Amsterdamsche GOV.
De GOV's voerden, als zelfstandige 'zusterorganisaties' ook actie naar overheden. Ze onderhielden contact met het hoofdbestuur van 'de Nederlandsche' en stuurden een jaarverslag op. Plaatselijke afdelingen werden in die tijd correspondentschappen genoemd.
Regelmatig werd gepoogd een eigen landelijk orgaan uit te geven. Dat lukte definitief vanaf 1903 met het
Correspondentieblad
, de voorloper van het huidige vakblad. De aanzet daartoe kwam van
Piet Adrian
die 39 jaar voorzitter van de vereniging was.
Langzame groei naar een definitieve organisatie
De laatste decennia van de 19e eeuw werd in de wereld van de lichamelijke opvoeding regelmatig gediscussieerd over de opleidingen tot gymnastiekonderwijzer. Dat had te maken met onvrede van velen over de bestaande opleidingen en de steeds toenemende eisen die de overheid stelde aan examens en opleidingen. Als gevolg daarvan stonden de bestaande particuliere (vaak eenmans-) opleidingen onder druk. Deze moesten bovendien concurreren met de cursussen aangeboden op Rijkskweekscholen, en kregen ook te maken met de invloed van ‘de Nederlandsche’.
Vanaf 1871 ontstonden plaatselijke en regionale Gymnastiek Onderwijzers Verenigingen (GOV). Sommige GOV's werden snel ontbonden of bloedden dood, enkele wisten zich te handhaven en nieuwe werden weer opgericht. De GOV’s opereerden zelfstandig en beschouwden zich als zusterverenigingen van de Vereeniging van Gymnastiek Onderwijzers in Nederland. Dat leidde regelmatig tot meningsverschillen, enerzijds tussen de GOV's onderling en anderzijds tussen de GOV’s en de Vereeniging van Gymnastiek Onderwijzers in Nederland. Die meningsverschillen gingen over zaken als de inhoud van het vak, de organisatie van een vakvereniging, het ‘eigendomsrecht’ van opleiden, en de zin en onzin van inbedding van opleidingen in .
Initiatieven om te komen tot centralisatie van opleidingen kwamen echter niet alleen vanuit genoemde gremia. Zo was ook het Nederlands Gymnastiek Verbond voorstander van een aparte kweekschool voor gymnastiek onderwijzers (Olympia,1894, 9e , No. 11, p. 3-4). Opleidingsvragen kwamen ook aan de orde in het door het kabinet in 1917 opgerichte
Algemeen College van Advies voor de Lichamelijke Opvoeding.
Huidige structuur en afdelingstaken
Voor de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO) zijn goed functionerende afdelingen van vitaal belang. De afdelingen vormen de
verbinding tussen de leden en het bestuur/bureau. De afdelingsbestuurders zijn vrijwilligers en vormen het kader van de vereniging. Jaarlijks zijn er twee algemene ledenvergaderingen, waarvan de meivergadering mede vanuit een afdeling wordt georganiseerd, meestal gekoppeld aan een afdelingsjubileum.
Afhankelijk van de actualiteit vinden landelijke (kader/achterban)bijeenkomsten voor afdelingsbestuurders en/of leden plaats. Ook wordt gewerkt met permanente c.q. ad hoc, afdelingsoverstijgende, kennisgroepen/themacommissies, al dan niet onder leiding van een beleidsmedewerker.
Ieder lid van de KVLO is ingedeeld in een van de . De contacten tussen leden en het (afdelings)bestuur verlopen via de hedendaagse communicatiemiddelen. Vanaf begin jaren tachtig beheren nagenoeg alle afdelingen een vervangingsbank. Naast de afdelingen bestaat sinds 1987 de katholieke groepering
St. Thomas van Aquino
. Thomas functioneert vanuit haar specifieke invalshoek en verspreidt drie tot vier keer per jaar het
Thomasbulletin. Succesvolle Thomasactiviteiten zijn de
jaarlijkse Oriëntatiedag en de Jazzdansdagen.
Interne activiteiten: professionalisering en versterken van de cohesie
De afdelingen organiseren diverse scholingsactiviteiten. De inhoud is op basis van actuele ontwikkelingen soms theoretisch gericht maar het accent ligt op de praktijk (veranderingen in de bewegingscultuur). De informele contacten en het uitwisselen van expertise tijdens de nascholingsactiviteiten hebben een sociale functie. Dat is ook het geval bij het zich oriënteren op en samen beoefenen van (nieuwe) sporten. Een bijzondere plaats binnen de deskundigheidsbevordering hebben de
Dexelse dagen, de
Papendaldagen en de
Twentedagen.
Externe activiteiten: lobbyen en onderhouden van een netwerk
Bij (sport)activiteiten op school, in de gemeente en de regio/provincie zijn vaak sportraden, buurtorganisaties, medezeggenschapsraden, sportverenigingen, inspecties en andere sociaal-maatschappelijke organisaties betrokken. De afdelingen kunnen een niet te onderschatten strategische functie vervullen door te participeren in genoemde gremia en deel te nemen aan projecten, werkgroepen, netwerkbijeenkomsten, et cetera. Als partner in het te ontwikkelen en het uit te voeren beleid kunnen de afdelingen namelijk een bijdrage leveren aan goed vakonderwijs, geschikte accommodaties en relevante sportieve activiteiten.
Literatuurverwijzingen
- Elias H.A. (1922). 'Zestig jaren'. In: De lichamelijke opvoeding, feestnummer ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan der Vereeniging van Leeraren en Onderwijzers in de gymnastiek in Nederland (79 p.). Haarlem: Nijgh & Van Ditmar, p.8-35.
- In: De revue der sporten 1931 (24e ), no 37 (20-04-1931). Amst. Gymnastiek Onderwijzers Ver. 1871 - 18 april - 1971
- Jaarverslagen van de afdelingen. Zeist: KVLO-archief.
- Kramer, J.P. (1962). 1862-1962. De geschiedenis van de vereniging van leraren en onderwijzers in de lichamelijke opvoeding in Nederland. In: Bakker, M.C. en Kramer, L.D.E.J. (red.)(1962). 1862-1962. Honderd jaar Lichamelijke Opvoeding, Gedenkboek van de Vereniging van Leraren en Onderwijzers in de Lichamelijke Opvoeding in Nederland. Meppel: Ten Brink, 222 p.
- Kramer, J.P. en Lommen, N. (1987). Geschiedenis van de Lichamelijke Opvoeding in Nederland. Zeist: Jan Luiting Fonds, p. 203-211.
- Olympia, 1895/1896, 10e, No. 15, p. 1-3; 1895/1896, 10e. No. 48, p. 4; 1896/1897, 11e, No. 15, p. 2-3; 1897/1998, 12e , No. 39. P. 1-2; 1898/1999, 13e, No. 1, p. 1-3.
Externe links
Auteurs: Kees van Tilborg (versie 2012)
Corry Dijkstra en Kees van Tilborg (versie 2018)
150ste voorjaarsvergadering KVLO. Openbare vergadering bij het 150-jarig bestaan in 2012.