Venster

Hoe de politiek een minimum aantal lessen LO in PO en VO borgde

Aan het begin van de 21e eeuw (2004 – 2023) werd de politiek het langzaam zat dat steeds weer aan het aantal uren en aan de bevoegdheid werd gemorreld, zoals in de jaren ’80 van de vorige eeuw.

Zo riep Tweede Kamerlid Jan Rijpstra (VVD) in 2004 met een motie het Kabinet op de mogelijkheden te onderzoeken voor drie gymlessen per week in het PO. De motie werd met ruime meerderheid aangenomen en werd feitelijk in 2017 uitgevoerd door Regioplan en het Mulier Instituut. Dit naar aanleiding van de initiatiefnota van Tweede Kamerlid Rudmer Heerema (VVD). In navolging van de wettelijke borging van de lesuren LO in het middelbaar onderwijs (amendement Hamer/Mosterd 2006- PvdA/CDA), stond in het Regeerakkoord van Rutte I (2010) dat het Kabinet meer ‘sportlessen’ in het onderwijs wilde. In het Regeerakkoord van Rutte II (2012) stond dat het Kabinet streefde naar drie gymlesuren per week. Dat leidde op de lange duur tot een bestuursakkoord met de PO-raad waarin deze zich committeerde aan minimaal twee lesuren per week voor alle kinderen in Nederland.

Maar uit regelmatig onderzoek (tweejaarlijkse metingen van het Mulier Instituut) bleek dat 25% van de scholen nog steeds geen twee lesuren realiseerde en eenzelfde percentage de lessen door onbevoegden liet verzorgen. Het bestuursakkoord leverde dus niet veel op, integendeel. In het Regeerakkoord van Rutte III (2017) stond niets meer over het aantal lessen bewegingsonderwijs (er was immers een bestuursakkoord met afspraken). Dat leek op het eerste gezicht jammer, maar het betekende ook dat de Tweede Kamer zelf onderwerpen kon agenderen en behandelen die niet in het Regeerakkoord stonden. Dat bood dus ook kansen en die werden benut. Tweede Kamerlid Rudmer Heerema kreeg het met een initiatiefnota over LO voor elkaar dat Regioplan met een onderzoek kwam over de kosten van 80% en van 100% met twee lesuren en drie lesuren.
In diezelfde periode kwam Tweede Kamerlid Michiel van Nispen (SP) met een wetsvoorstel voor drie gymlesuren. Dat voorstel werd feitelijk gesteund door een gezamenlijk advies van de Onderwijsraad en Sportraad (per dag twee keer 30 minuten beweegmomenten); anno 2022 zouden we dat 2+1+2 = 5 uur per week noemen, waarvan de eerste twee lesuren bewegingsonderwijs wordt gegeven door een bevoegde (vak)leerkracht. De SP liet door Regioplan ook uitrekenen wat de opbrengsten van het bewegingsonderwijs voor de samenleving waren. De meerwaarde voor de samenleving werd ook lokaal onderkend, bijvoorbeeld door de gemeente Amsterdam. De SP was daar ook nauw betrokken bij de mogelijkheden voor vier lessen per week. Dat ging echter niet door vanwege het beperkte aantal accommodaties; de hoop was nu gevestigd op landelijk beleid.

In december 2018 werd het wetsvoorstel in de Tweede Kamer behandeld en na de behandeling in eerste termijn concludeerden Michiel van Nispen (SP) en Cees Klaassen (directeur KVLO) vanuit vak K - de plek voor de indiener, de minister en extern deskundige(n) - dat er op dat moment (nog) geen meerderheid was voor drie gymlesuren, maar mogelijk wel voor twee!
In januari 2020 benutte Rudmer Heerema (VVD) een mooie kans bij de behandeling van het wetsvoorstel over actualisering van de ‘deugdelijkheidseisen voor het PO’. Het verplicht geven van twee lesuren bewegingsonderwijs door een bevoegde (vak) leraar werd via een amendement (35102, 23) van indiener Rudmer Heerema (VVD) en mede-indiener Michiel van Nispen (SP) aangenomen door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer (zie Staatsblad 12-11-2020). Dat betekende dat per 1-8-2023 alle kinderen twee lesuren bewegingsonderwijs moeten krijgen.

Het vak LO is daarmee het enige vak waarvan een minimum aantal lessen wettelijk is vastgelegd. Dat heeft vanaf 1920 een mensenleven van wel 100 jaar gekost, maar dan heb je ook wat!
Rudmer Heerema (Tweede kamerlid VVD) tijdens de voorjaarsvergadering van de KVLO.

Rudmer Heerema (2016)

Michiel van Nispen (Tweede kamerlid SP) tijdens de voorjaarsvergadering van de KVLO.

Michiel van Nispen (2016)

‘Vechters’ voor een minimum aantal lessen door een bevoegde (vak)leraar.

Cees Klaassen en Jan Rijpstra