Venster

Theorie van de betekenisgebieden

Een belangrijke opbrengst van de werkgroep didactiek/methodiek van de Calo in die jaren is de theorie van de betekenisgebieden. Loopstra (p. 80) schrijft:

"Binnen turnen, spelen, atletiek enz. zijn bewegingssituaties aanwijsbaar die zich onderscheiden doordat er bepaalde motorische betekenissen tot probleem worden gemaakt. Zo'n verzameling bewegingssituaties noemen we een betekenisgebied. Onder een betekenisgebied verstaan we dus een verzameling bewegingssituaties waarbinnen op uiteenlopende wijzen verplaatsend en/of hanterend overeenkomstige motorische betekenissen tot probleem gemaakt worden. Iemand introduceren in de wereld van motorische betekenissen is: iemand wegwijs maken in de diverse betekenisgebieden". In onderstaand schema de betekenisgebieden en daarachter de "dominerende" betekenissen.

Activiteits
gebieden
Betekenis
gebieden
Dominerende betekenissen
(Hoofdbetekenis)
Turnen Balanceren Het blijven staan of verplaatsen op een begrensd grondvlak met betrekking tot het uit evenwicht kunnen raken.
Springen Het loskomen van de grond met betrekking tot het zweven.
Zwaaien Het aan iets loskomen van de grond met betrekking tot het losblijven of zweven.
Atletiek Lopen Het lopend verplaatsen met betrekking tot het halen van een tempo of het volhouden van een tijdsduur.
Springen Het loskomen en zweven met betrekking tot het halen van een afstand of van een hoogte.
Werpen Het wegkrijgen van een voorwerp met betrekking tot het halen van een afstand.
Spelen Mikken Het wegkrijgen van een voorwerp met betrekking tot het raken van iets of iemand.
Jongleren Het op gang brengen van een voorwerp met betrekking tot het op gang houden ervan.
Inblijven en uitmaken Het raken van iets of iemand(met een voorwerp) ten opzichte van het voorkomen hiervan.
Over en weer inplaatsen Het raken van het grondgebied van de ander(en) met een voorwerp ten opzichte van het voorkomen hiervan.
Passeren en onderscheppen Het in bezit blijven van een voorwerp ten opzichte van het in bezit komen ervan
Ritme en Bewegen Figuurlopen Het volgen van een richting met betrekking tot het tempo binnen het gespeelde ritme.
Doorlopen van muzikale zinnen Het samen overspannen van een tijdsduur met betrekking tot de herhaling binnen het gespeelde ritme.
Maken van motieven Het samen maken van verdelingen met betrekking tot het contrast binnen het gespeelde ritme.
Zwemmen
(verplaatsen in of naar het water)
Drijven Loskomen met betrekking tot het losblijvend verplaatsen.
Zwemmen Het verplaatsen losblijven met betrekking tot het halen van een tempo of tijdsduur.
Springen Loskomen en zweven met betrekking tot het in het water komen.
Duiken Het naar de diepte gaan met betrekking tot het verblijven en verplaatsen aldaar.
Samen schommelen.

Samen schommelen

In spring, de bocht gaat in …

In spring, de bocht gaat in …

Uit: werkboek bewegingsonderwijs basisonderwijs (Bekadidact).

Steile wand klimmen

Duiken naar de diepte,

Duiken naar de diepte

Betekenisgebied ‘werpen’ of ‘mikken'.

Betekenisgebied ‘werpen’ of ‘mikken'